Weerspreuken

  • Als je uien in je eten vindt, is er kans op harde wind.
  • ‘t is weer geen weer.
  • Bij onweer mag je pas klagen, als het geen drie uur duurt, maar drie dagen.
  • Als het regent in mei, is april voorbij.
  • Bij vlagen ben ik geniaal. Helaas is het hier altijd windstil.
  • Als de weerman loog, bedenk dan: ‘tussen de druppels door was het droog’.
  • Hoe het weerbericht ook luidt, een importeur voert nooit wat uit.
  • Bekijk het van de zonnige kant, de meeste regen valt naast je.
  • Als de haan niet kraait vóór het avondrood - gaat het regenen - of de haan is dood.
  • Het leven is in de herfst pas goed, als je elkaar de das omdoet.
  • Het weer: geen weer, morgen weer.
  • Zon, zee en strand: een dagje lol, een kont vol zand.
  • Wat elke zomer is gebleken, is dat het warm was - met de winter vergeleken.
  • De tijd waarin de zon lijkt te wachten noemt men ook wel: de nachten.
  • Valt de regen door het huis, dan is er vaak iets met het dak niet pluis.
  • Wat nu valt, valt straks niet.
  • Zelfs een kapotte barometer, weet het ooit een keertje beter.
  • Deze spreuk is nog niet verjaard: het vriest even vaak in mei als dat het vriest in maart.
  • Draait de wind van oost naar west, dan doe ik niks en mijn vrouw de rest.

Weer per maand

Januari

  • Heeft januari koude en droge dagen, dan zal in februari de sneeuw u plagen.
  • Januari zonder regen, is voor de boerenstand een zegen.
  • Geef januari een sneeuwtapijt, dan zijn we gauw de winter kwijt.
  • Draagt januari een sneeuwwit kleed, wordt de zomer zeer heet.
  • Als in januari de vorst niet komen wil, dan is zij er zeker in april.
  • Als het in januari mistig is, dan wordt de lente fris.
  • Als in januari de muggen zwermen, dan kun je in maart de oren wermen.
  • Is er op St. Paulus sneeuw of regen, dan komt een mager jaar ons tegen.
  • Als de dagen lengen, begint de winter te strengen.
  • Als de kat in januari in de zon ligt, ligt ze in februari achter de kachel.
  • Nevels in januari opgestaan, brengt een natte lente aan.
  • Op een milde januari, volgt vaak een gure lente en een warme zomer.

Februari

  • Een koude februari geeft een goed roggejaar.
  • Februari muggendans, geeft voor maart een slechte kans.
  • Als in februari de muggen zwermen, moet ge in maart uw oren wermen.
  • In februari ziet de boer liever een hongerige wolf, dan een man in hemdsmouwen.
  • Schijnt morgen rood je tegen, dan dreigt februari met regen.
  • In februari guur en koud, dan komt er een zomer waarvan je houdt.
  • Vliegt de mug in februari, dan huivert men het ganse jaar
  • Als febrauri lacht, dan wordt maart niet zacht.
  • In de korte maand regen, is vette mest en zegen.
  • Februari is nooit zo fel, of ze geeft drie lentedagen wel.
  • Wanneer februari iedereen winst brengt, dan klagen de boeren het minst.
  • In februari al de lente? Dat geeft broden zonder krenten.
  • Is februari nat en koel, dan wordt juli dikwijls heet en zwoel.
  • Februari met vorst en wind, maakt weldra de pasen blind.
  • Sprokkelmaands regen, is grasmaands zegen.
  • Als vroeg krokussen bloeien, dan zullen ze met de koude stoeien.
  • Als het in februari niet sneeuwt, weet dan dat je later in de zomer van hitte geeuwt.

Maart

  • Als het weder is van goede zin, trekt de kou zijn steertje in.
  • Maart niet te droog en niet te nat, vult de boer zijn kist en vat.
  • Donder in maart, vorst in april.
  • Lentemaands ruwheid geeft zomermaands luwheid.
  • Maart roert zijn staart, april doet wat hij wil en mei doet er ook nog wat bij.
  • Danst het lammetje in maart, april pakt het bij de staart.
  • Maartse maan, brengt kwaad weer.
  • Komt men in maart omweer tegen, dan krijgt men in juli regen.
  • Maartse regen, brengt geen zegen.
  • Maart guur geeft een volle schuur.
  • Brengt maart storm en wind, de sikkel is de boer gezind.
  • Een droge maart, is een zomer te paard.
  • Een droge maart, een natte april, een koele mei, vullen de schuren en de kelders van de boer.
  • Mist in maart, water en vorst in mei.
  • Waait de wind in maart te fel, veel fruit verwacht men wel.
  • Een droge maart en een natte april, dat is de boeren naar zijn wil.
  • Zoveel nevel in maart, zoveel onweer 's zomers.
  • Wat maart niet wil, dat neemt april.
  • Niet te droog, niet te nat, dan vult maart een duchtig vat.
  • Maartse buien die beduien, dat de zomer aan komt kruien.
  • Als maart geeft april weer, geeft april maarts weer.
  • Een natte maart, geeft veel lijnzaad.
  • Autoruiten nu nog steeds bevroren, dat geeft straks veel koren.
  • Stof in maart is goud waard.
  • Voor oude lieden heeft maart kwaad in haar staart.

April

  • April doet wat hij wil.
  • Al doet april ons mooi weer aanschouwen, ‘t is evenals fortuin, we kunnen hem niet vertrouwen.
  • Grasmaands gril is hooimaands wil.
  • De heren en aprillen, bedriegen wie ze willen.
  • Sneeuw in april is geen nood, maar bij zware nachtvorst in april gaat er meer dood.
  • De vrouwen en aprillen, ze hebben beide hun grillen.
  • Op een april geen zon, vaak water in de ton.
  • Een grote zon en bleek van schijn, dan zal het regenachtig zijn.
  • Een natte april, is de boeren naar hun wil.
  • In april heldere maaneschijn, zal voor de bloesem kwalijk zijn.
  • Bloeien de bomen tweemaal op een rij, dan zal de winter zich rekken tot mei.
  • Geen zaterdag zo kwaad, of de zon schijn vroeg of laat.
  • April verandelijk en guur, brengt hooi en koren in de schuur.
  • Is april schoon en rein, dan zal mei minder zijn.
  • Verschaft april veel schone dagen, dan pleegt mei de last te dragen.
  • April warm, mei koel en juni nat, vullen schuur en ook het vat.
  • Broedt de spreeuw al in april, dan is een schone meimaand op til.
  • Aprilse vlokjes, brengen mei’se klokjes.
  • Het groen des velds het oog bekoort doch zelden houdt april haar woord.
  • April veel regen, brengt grote zegen.
  • Aprilvlokjes brengen meiklokjes
  • April maakt de bloem, en mei bekomt de roem.
  • Als in april kevers ontstaan, dan zal de mei van kou vergaan.
  • Aprillertje zoet, geeft nog wel eens een witte hoed.
  • Aprilse aren, zijn er alle jaren.
  • Als het in april regenen wil, blijven de boeren niet stil.
  • April vult vele zolders, dankzij de vele donders.
  • Hebben wolken rode randen, altijd is er wind en nats voorhanden.
  • Gras dat in april wast, staat in mei vast.
  • Valt in april veel nat, dan zwemmen de druiven tot in het vat.
  • Verschaft april vele schone dagen,dan pleegt mei de last te dragen.
  • Als april lacht, boerke wees voor uw oogst bedacht.
  • Op een droge april volgt wel eens een droge zomer.
  • April mooi en rein, in mei zal het donker zijn.
  • Hoe groen het in het veld ook ons oog bekoort, doch zelden houd april zijn woord.
  • Aprillezonne, doet water in de tonne.
  • Mocht het dauwen in april en mei, dan is de boer in september blij.

Mei

  • Is mei nat, een droge juni volgt zijn pad.
  • In mei een warme regen, betekent vruchtenzegen.
  • Als het dondert in mei, valt er dikwijls regen bij.
  • Avonddauw en zon in mei, is hooi met karren op de wei.
  • Is het weer in mei te mooi, dan krijgt de schuur maar weinig hooi.
  • Heden schupjes, morgen drupjes.
  • Mei koel en te nat, brengt koren in het vat.
  • Onweer in mei maakt de boeren blij.
  • Een koude maand mei, een goude mei.
  • Scheert de zwaluw over water en wegen, dan komt of blijft er wind en regen.
  • Als het onweert in mei, valt er vaak hagel bij.
  • Kan vriezen in mei tot de ijsheilige voorbij zijn.
  • Mei tot jubelmaand verkoren, heeft toch rijm achter de oren.
  • Een bijenzwerm in mei, is een goed teken voor de wei.
  • Een natte mei geeft boter in de wei.
  • Mei niet te koud en niet te nat, vult de schuur en ook het vat.
  • Nachtvorst in mei, houdt jonge groen niet schadevrij.
  • Hoe meer onweer in mei, zoveel minder in de herfst.
  • Meiregen op het zaad, is goud op de plaat.
  • Mei nat, spek in het vat.

Juni

  • Donderweer in juni maakt het koren dik.
  • In juni veel regen, komt wijngaard en bijen ongelegen.
  • Vliegen de vleermuizen ‘s avonds rond, dan komt er mooi weer in de vroege stond.
  • Blaast juni uit de noorderkant, verwacht veel koren op het land.
  • Juniweer meer droog dan nat, vult met goede wijn het vat.
  • Donderweer in juni, maakt het koren dik.
  • Op juni komt het aan, of de oogst zal bestaan.
  • Juni met veel donder, brengt de oogst ten onder.
  • Boeren maaien nu hun grasjes, stedelingen pakken hun terrasjes.
  • In juni dondergevaar, dan is het een vruchtbaar jaar.
  • Is juni nat en guur, dan wordt alles slecht en duur.
  • Blaast de wind in juni uit de noorderkant, zo waait het koren van het land.
  • Als het koud en nat in juni is, dan is het heel het jaar ook mis.
  • Als de noordenwind in juni staat, komt het onweer veel te laat.
  • Mei niet te koel en niet te nat en niet te droog, vult de schuren hoog.
  • Een wei die in juni niets geeft, is niet waard dat ze leeft.
  • Is de zomeravond mistig, dan is het weer met gaven kwistig.
  • Met een zomerwervelwind, is het weer ons goed gezind.
  • Zo heet het is in juni, zo koud het is in december.
  • In juni te veel regen in de nok, schaadt de bij en de bonenstok.
  • In juni koude en een regenvlaag, ziet het boerke niet zo graag.
  • Een boon in juni geplant, geeft er vijftig in de hand.
  • Gaat juni goed voorbij, dan is men in juli nog blij.

Juli

  • Is juli heet en droog, dan houdt de winter een kwaad betoog.
  • Slechts in juli-gloed wordt de vrucht en wijn eerst goed.
  • Juli zonnebrand wenst de man op ‘t land.
  • Is in juli de morgen rood, 's avonds verkeert het weer in nood.
  • Juli helder en klaar, heet altijd een goed jaar.
  • Is de eerste juli regenachtig, gans de maand is twijfelachtig.
  • Wisselen in juli regen en zonneschijn, het zal het naaste jaar voor de boeren kermis zijn.
  • Wanneer de oostenwind tegen den avond gaat liggen, waait hij ligt de volgende dag opnieuw.
  • Zonder dauw geen regen, heet het in juli allerwegen.

Augustus

  • Wanner de leeuwerik hoog in de lucht zweeft, zo brengt het ons mooi weer.
  • Is de eerste week in augustus heet, zorg voor goed warm winterkleed.
  • Menigeen heeft het al ondervonden, wervelwinden zijn aan augustus verbonden.
  • Noorderwind in augustus brengt bestendig weer.
  • Begin augustus met regenvlagen, in de laatste dagen zal de regen ons weer plagen.

September

  • Vallen de bladeren vroeg, dan wordt de herfst niet oud.
  • Als de R is in de maand, is het weer niet altijd meegaand.
  • Komen de pluimen aan het riet, bedenk het is nazomer en geniet.
  • Donder in september, sneeuw in maart.
  • Als in september de donder knalt, met kerst sneeuw met hopen valt.
  • Vorst in september, zacht in december.
  • Trekvogels in septembernacht, ze maken de kersttijd zacht.
  • Als in september de donder knalt, zal met kerst de sneeuw in hopen vallen.
  • Een warme september, een droge oktober.
  • Warm in september, koud in december.
  • Schijnt de herfstzon met zomerkracht, maakt veelal de winter zacht.

Oktober

  • Oktoberweer komt terug in maart.
  • Warme oktober dagen, februari vlagen.
  • Het laatste weer van oktober reikt november de hand.
  • Brengt oktober veel vorst en wind, zo zijn januari en februari zeer mild.
  • Is oktober warm en fijn, het zal een scherpe winter zijn, maar is het nat en koel, 't is van een zachte winter een voorgevoel!
  • Oktober met groene blaan, duidt een strenge winter aan.
  • Oktober geeft ons wijn en zonnige dagen, maar ook jicht en andere plagen.
  • In de wijnmaand zon, winter kent geen pardon.
  • Brengt oktober vorst en sneeuw, men hoort in de winter veel klaaggeschreeuw.
  • Als het waait en vriest in de oktobernacht, dan verwachten wij een januari zacht.

November

  • Als 't in november 's morgens bloeit, wis dat de storm dan 's avonds loeit.
  • Maakt de spin in 't web een scheur, dan klopt weldra de stormwind aan de deur.
  • November warm en fijn, het zal een strenge winter zijn.
  • Donder in november, laat een jaar goed verlopen.
  • Met Allerheiligen vochtig weer, sneeuwbuien volgen keer op keer.
  • Zwaait de winter in november al met zijn staf, zijn rijk is van korte duur voor straf.
  • November heeft maar 30 dagen, maar dubbel wind en regenvlagen.
  • Na helder weer nu sombere mist, heeft zeker ook nog vorst in de kist.
  • Als het vriest in november, dan volgt er sneeuw in december.

December

  • Met de decembermaand is het jaar weer uit, gelukkig wiens balans goed sluit.
  • Veel sneeuw op oudjaar, veel hooi in 't nieuwe jaar.
  • Donder in decembermaand, belooft veel wind in 't jaar aanstaand.
  • December vol met mist, goud in de kist.
  • Als met Kertsmis de muggen zwermen, kunt ge met Pasen uw oren wermen.
  • Decemberregen is geen zegen.
  • Zijn er in december veel mollen, dan laat de winter met zich sollen.
  • December veranderlijk en zacht, is een winter is een winter zonder kracht.
  • December zacht en dikwijls regen, geeft weinig hoop op rijke zegen.
Terug naar overzicht